‘Biologische vader onmisbaar voor goede ontwikkeling van kinderen’

Bron Volkskrant d.d. 27 september 2013

Jeugdzorg is niet in staat om, in het belang van haar cliënten, vaders te betrekken bij de aanpak van de problemen van jongeren, juist als ze buiten beeld zijn, betoogt Irene Zwaan.

Als ouders ruzie hebben, is het beter voor de kinderen om aan de moeder te worden toegewezen en minimaal of geen contact met de vader te hebben. Deze uitspraak deed de vicevoorzitter van Jeugdzorg Nederland Jan Dirk Sprokkereef op 11 september in Debat op 2. Het discussieprogramma van de NCRV stond in het teken van vechtscheidingen en met de woorden van Sprokkereef wordt weer eens duidelijk hoe het systeem zichzelf in stand houdt. Als er sprake is van een conflict over de kinderen, trekt de moeder – als het aan de professionele instanties ligt – per definitie aan het langste eind. Het loont dus om ruzie te maken.

Toch zou Jeugdzorg moeten inzien dat het zelf een enorm belang heeft bij gelijkwaardig ouderschap in de gezinnen waar haar cliënten uit voortkomen. Want misschien is het eventjes prettig voor de kinderen om uit de ruziesfeer te worden getrokken. Maar de effecten van afwezigheid van een biologische vader liegen er op lange termijn niet om. Via de achterdeur komen dezelfde kinderen na verloop van tijd weer terug bij diezelfde Jeugdzorg, bij de kinderpsychiatrie of in het justitiële circuit.

Steekproef

Kinderen die zonder een vader opgroeien, komen vaker in de problemen en doen het minder goed op school. Uit een steekproef van Spirit, de Amsterdamse organisatie voor jeugdhulpverlening, blijkt dat slechts 28 procent van de kinderen die gebruik maken van zwaardere hulpvormen met hun biologische moeder én vader opgroeien.
De Britse overheid ontdekte een gemene deler onder de aanstichters van de rellen in Londen in 2011. Tweeder-de van de gearresteerde jongeren ontbeerde een mannelijk rolmodel in de opvoeding. Dat cijfer is in het Verenigd Koninkrijk driemaal hoger dan het landelijk gemiddelde.
Uit een analyse van het CBS blijkt dat kinderen in intacte gezinnen het beter doen op school, ook beter dan kinderen in stiefgezinnen. Kinderen in stiefgezinnen presteren ongeveer hetzelfde als kinderen in eenoudergezinnen. De aanwezigheid van een biologische vader heeft dus een grote meerwaarde ten opzichte van een stiefvader. Tot slot blijkt uit Canadees onderzoek dat kinderen van gescheiden ouders tweemaal vaker ritalin voorgeschreven krijgen dan kinderen in intacte gezinnen.

Vaders en moeders

Er is steeds meer onderzoek beschikbaar waaruit blijkt dat de vader een andere invloed heeft op de ontwikkeling van het kind dan de moeder. Vaders en moeders kunnen elkaar niet vervangen, ze hebben een meerwaarde ten opzichte van elkaar. Je hebt een moeder nodig om geboren en gezoogd te worden, om te leren omgaan met je gevoelens door te praten en getroost te worden. Je leert veiligheid te ervaren in jezelf als het lastig wordt.

Van je vader leer je daarnaast om met lef en onbevangenheid de samenleving in te stappen, avonturen aan te gaan en grenzen op te zoeken. Je leert veiligheid te ervaren in de buitenwereld en je leert om je agressie te reguleren. Deze twee invloeden – de mannelijke en de vrouwelijke – kunnen niet zonder elkaar. Als je alleen een vader of alleen een moeder hebt, krijg je niet alle bagage mee die je nodig hebt.

Het ongecontroleerde en vaak spannende spel van vaders heeft een pedagogische functie die niet onderschat zou mogen worden. Dat moeders dat vaak wat afremmen, is prima. Maar als er geen samenspel is tussen die twee krachten, en er alleen maar de beschermende invloed van de moeder is – ‘Kijk uit schat, niet zo hoog/hard/ver/diep/ruw/dicht bij het water’ – krijg je bange kinderen en symbiotische relaties.

Jeugdzorg zou in het belang van haar cliënten alles op alles moeten zetten om vaders te betrekken bij de aanpak van de problematiek van jongeren, ook of juist als de vader niet in beeld is. Maar daar is Jeugdzorg niet op toegerust. Als moeders het niet willen, gebeurt het niet, zeker als de vader geen ouderlijk gezag heeft. Want dan heeft de moeder überhaupt een veto.

Lastige materie

Gescheiden ouders zijn lastige materie voor jeugdhulpverleners. Als het enigszins kan, branden ze daar hun vingers niet aan. Aanpassingen in de wet, zoals het behoud van gezamenlijk gezag na de scheiding en de verplichting tot het opstellen van een ouderschapsplan, maken dat jeugdhulpverleners in toenemende mate wel zullen moeten dealen met twee ouders.

Maar als er geen sprake was van een huwelijk, wat steeds vaker voorkomt, heeft meestal alleen de moeder het gezag en in dat geval zal de vader er niet koste wat kost bij gehaald worden. Want het besef dat een vader essentieel is voor het welzijn van een kind, is nog geen gemeengoed in Nederland.

Als de moeder tijdens het huwelijk niet heeft gewerkt, heeft ze na de scheiding toch recht op alimentatie. In die zin zou het ook zo moeten zijn dat als een vader tijdens het huwelijk geen huishoudelijke taken heeft uitgevoerd, hij na scheiding toch recht heeft op zorg voor zijn kinderen. Niet in de laatste plaats omdat het gezond is voor kinderen om een vader om zich heen te hebben.

Als er standaard een fiftyfifty-verdeling komt voor ouders na een scheiding, is er voor moeders geen reden meer om ruzie te maken. Dat komt de harmonie in de familie ten goede. En je zult zien dat ouders vervolgens zelf met de beste verdeling van zorg komen.
Een gelijkwaardige positie van ouders na een scheiding is de enige manier om los te komen van de scheefgegroeide moedercultuur.